Relatie met Burgerschap
In de wet op Burgerschap (2006) is de bepaling
opgenomen dat het onderwijs gericht is op actief burgerschap en sociale integratie. Actief burgerschap is de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
Democratie is een wezenlijk kenmerk van de samenleving, en daarmee van burgerschap.
Burgerschap is meedoen
Het actieve karakter van burgerschap houdt onder
andere in dat:
- de school fungeert als oefenplaats voor burgerschap
- het onderwijs een taak heeft om leerlingen op die rol voor te bereiden
- burgerschap is gericht op betrokkenheid, maatschappelijke en politieke participatie;
- burgerschap binnen- en buitenschools leren is;
- burgerschap niet beperkt blijft tot kennis en inzicht, maar ook gericht is op vaardigheden en houdingen die worden aangeleerd door ervaringsgerichte aanpakken en dialoog;
- burgerschap vraag om bepaalde omgangs- en communicatievormen, zoals een kritische houding, discussie, dialoog en oplossingsgerichtheid. Dat houdt ook in het erkennen van verschillen, anderen in hun waarde laten en het afzien van intimidatie en geweld.
Burgerschapskunde is opgedeeld in drie domeinen: democratie, participatie en identiteit.
Democratie
Democratie is zowel een politiek systeem om tot een evenwichtige machtsverdeling te komen
als een fundamentele houding en de daaruit voortvloeiende gedragingen van een persoon. Het functioneren van een democratie hangt in sterke mate samen met het democratische gedrag van de burgers die er deel van uitmaken.
In het onderwijs is het aanleren van een democratische houding een belangrijk aspect. Het ontwikkelen van die houding is gebaat bij continuïteit, herhaling en impliciete en expliciete beïnvloeding. Het opdoen van ervaringen en reflectie daarop is daarbij cruciaal. Die ervaringen
kunnen plaatsvinden in de klas, de school of erbuiten. De democratie is gebaat bij burgers die zich betrokken voelen bij de samenleving (op welk niveau dan ook), zich in kunnen leven in de positie van een ander (empathie) en gedrag vertonen dat past in een democratie. Daarvoor dienen burgers naast de juiste houding ook over een breed scala aan vaardigheden te beschikken die voor een belangrijk deel sociaal-communicatief zijn.
Democratie gaat ook over keuzes maken. Deze vaardigheid vereist kennis, een kritisch onderzoekende houding, het boordelen van informatie, inzicht in consequenties van keuzes en besef van de eigen opvattingen. Kennis en inzichten hebben vooral betrekking op formele aspecten van democratie, maar hebben ook consequenties voor de democratische manier van
met elkaar omgaan. Zo hebben grondrechten als vrijheid van meningsuiting enniet discrimineren gevolgen voor de wijze van omgaan met elkaar in het dagelijkse leven. Democratisch vaardigheden en houdingen hebben vooral ook betrekking op deze alledaagse omgangsvormen.
Participatie
Meedoen aan de samenleving kan op verschillende niveaus (klas, school, vereniging,
buurt, stad, regio, land etc) en kan zich richten op verschillende aspecten: economisch, sociaal-cultureel en politiek. Participeren is afhankelijk van motivatie: het willen participeren. Voor de meeste kinderen (en volwassenen) geldt dat zij graag mee willen doen; meedoen in sociale verbanden, meedenken over oplossingen en meebeslissen over zaken die hun aangaan.
Participatie vereist inzicht en vertrouwen in het eigen kunnen. De wil om te participeren komt voort uit een combinatie van belangen (individueel/groep), betrokkenheid bij aspecten van de omgeving of samenleving en een daarop gebaseerd gevoel van verantwoordelijkheid.
Betrokkenheid, verantwoordelijkheid en participatie hangen cyclisch met elkaar samen: ze versterken elkaar en zijn voorwaardelijk voor elkaar. Kunnen en willen participeren, vraagt om sociaalcommunicatieve vaardigheden en een voldoende sterk zelfbeeld en empowerment om intenties om te zetten in gedrag.
Toch participeren niet alle kinderen (en volwassenen). Door uitsluiting voelen sommigen zich niet meer betrokken bij bepaalde sociale verbanden, bijvoorbeeld in de klas. En negatieve ervaringen met participatie zullen de drempel om dit in andere situaties wel te doen, verhogen.
Een geleidelijke opbouw van participatiemogelijkheden en positieve ervaringen zal bijdragen aan het ontwikkelen en in stand houden van de wil om te participeren.
Identiteit
Er is een constante wisselwerking tussen de identiteit van een persoon en de (sociale) omgeving. De identiteit van een leerling wordt gevormd in de relatie met anderen, terwijl die identiteit weer bepalend is voor de manier waarop de leerling de sociale omgeving ervaart. Mensen moeten sociaalcommunicatief vaardig zijn om opvattingen bespreekbaar te maken en deel te kunnen nemen aan gesprekken, discussies en debatten over aspecten van de eigen
identiteit.
De sociale omgeving waarin identiteitsontwikkeling zich afspeelt, is in toenemende mate pluriform. Dit leidt tot een continu proces van zelfreflectie en positionering. Identiteiten
zijn dan ook veranderlijk en samengesteld (meervoudig). Bovendien maken mensen deel uit van meerdere gemeenschappen en kunnen ze zich verbonden voelen met datgene wat die gemeenschappen belangrijk vinden. Daarbij lopen veel jongeren tegen grenzen aan als deze gemeenschappen te zeer van elkaar afwijken en verschillende eisen stellen. Dit vraagt om flexibiliteit, maar ook het nemen van de verantwoordelijkheid om op een kritische manier te kijken naar deze verschillende gemeenschappen en het eigen gedrag.
Een leerling zal dan ook een balans moeten vinden tussen enerzijds zelfrealisatie en het leven
volgens eigen waarden en normen, en anderzijds de grenzen en beïnvloeding van de omgeving. Dit brengt onzekerheid met zich mee over de eigen opvattingen en gemaakte keuzes. Net als voor participatie geldt voor identiteit dat jongeren moeten leren om te gaan met deze onzekerheden door flexibel en kritisch te zijn en te leren om terug te vallen op een eigen morele basis en gevoel van eigenwaarde.
Bron: http://jongeburger.slo.nl
opgenomen dat het onderwijs gericht is op actief burgerschap en sociale integratie. Actief burgerschap is de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar een actieve bijdrage aan te leveren.
Democratie is een wezenlijk kenmerk van de samenleving, en daarmee van burgerschap.
Burgerschap is meedoen
Het actieve karakter van burgerschap houdt onder
andere in dat:
- de school fungeert als oefenplaats voor burgerschap
- het onderwijs een taak heeft om leerlingen op die rol voor te bereiden
- burgerschap is gericht op betrokkenheid, maatschappelijke en politieke participatie;
- burgerschap binnen- en buitenschools leren is;
- burgerschap niet beperkt blijft tot kennis en inzicht, maar ook gericht is op vaardigheden en houdingen die worden aangeleerd door ervaringsgerichte aanpakken en dialoog;
- burgerschap vraag om bepaalde omgangs- en communicatievormen, zoals een kritische houding, discussie, dialoog en oplossingsgerichtheid. Dat houdt ook in het erkennen van verschillen, anderen in hun waarde laten en het afzien van intimidatie en geweld.
Burgerschapskunde is opgedeeld in drie domeinen: democratie, participatie en identiteit.
Democratie
Democratie is zowel een politiek systeem om tot een evenwichtige machtsverdeling te komen
als een fundamentele houding en de daaruit voortvloeiende gedragingen van een persoon. Het functioneren van een democratie hangt in sterke mate samen met het democratische gedrag van de burgers die er deel van uitmaken.
In het onderwijs is het aanleren van een democratische houding een belangrijk aspect. Het ontwikkelen van die houding is gebaat bij continuïteit, herhaling en impliciete en expliciete beïnvloeding. Het opdoen van ervaringen en reflectie daarop is daarbij cruciaal. Die ervaringen
kunnen plaatsvinden in de klas, de school of erbuiten. De democratie is gebaat bij burgers die zich betrokken voelen bij de samenleving (op welk niveau dan ook), zich in kunnen leven in de positie van een ander (empathie) en gedrag vertonen dat past in een democratie. Daarvoor dienen burgers naast de juiste houding ook over een breed scala aan vaardigheden te beschikken die voor een belangrijk deel sociaal-communicatief zijn.
Democratie gaat ook over keuzes maken. Deze vaardigheid vereist kennis, een kritisch onderzoekende houding, het boordelen van informatie, inzicht in consequenties van keuzes en besef van de eigen opvattingen. Kennis en inzichten hebben vooral betrekking op formele aspecten van democratie, maar hebben ook consequenties voor de democratische manier van
met elkaar omgaan. Zo hebben grondrechten als vrijheid van meningsuiting enniet discrimineren gevolgen voor de wijze van omgaan met elkaar in het dagelijkse leven. Democratisch vaardigheden en houdingen hebben vooral ook betrekking op deze alledaagse omgangsvormen.
Participatie
Meedoen aan de samenleving kan op verschillende niveaus (klas, school, vereniging,
buurt, stad, regio, land etc) en kan zich richten op verschillende aspecten: economisch, sociaal-cultureel en politiek. Participeren is afhankelijk van motivatie: het willen participeren. Voor de meeste kinderen (en volwassenen) geldt dat zij graag mee willen doen; meedoen in sociale verbanden, meedenken over oplossingen en meebeslissen over zaken die hun aangaan.
Participatie vereist inzicht en vertrouwen in het eigen kunnen. De wil om te participeren komt voort uit een combinatie van belangen (individueel/groep), betrokkenheid bij aspecten van de omgeving of samenleving en een daarop gebaseerd gevoel van verantwoordelijkheid.
Betrokkenheid, verantwoordelijkheid en participatie hangen cyclisch met elkaar samen: ze versterken elkaar en zijn voorwaardelijk voor elkaar. Kunnen en willen participeren, vraagt om sociaalcommunicatieve vaardigheden en een voldoende sterk zelfbeeld en empowerment om intenties om te zetten in gedrag.
Toch participeren niet alle kinderen (en volwassenen). Door uitsluiting voelen sommigen zich niet meer betrokken bij bepaalde sociale verbanden, bijvoorbeeld in de klas. En negatieve ervaringen met participatie zullen de drempel om dit in andere situaties wel te doen, verhogen.
Een geleidelijke opbouw van participatiemogelijkheden en positieve ervaringen zal bijdragen aan het ontwikkelen en in stand houden van de wil om te participeren.
Identiteit
Er is een constante wisselwerking tussen de identiteit van een persoon en de (sociale) omgeving. De identiteit van een leerling wordt gevormd in de relatie met anderen, terwijl die identiteit weer bepalend is voor de manier waarop de leerling de sociale omgeving ervaart. Mensen moeten sociaalcommunicatief vaardig zijn om opvattingen bespreekbaar te maken en deel te kunnen nemen aan gesprekken, discussies en debatten over aspecten van de eigen
identiteit.
De sociale omgeving waarin identiteitsontwikkeling zich afspeelt, is in toenemende mate pluriform. Dit leidt tot een continu proces van zelfreflectie en positionering. Identiteiten
zijn dan ook veranderlijk en samengesteld (meervoudig). Bovendien maken mensen deel uit van meerdere gemeenschappen en kunnen ze zich verbonden voelen met datgene wat die gemeenschappen belangrijk vinden. Daarbij lopen veel jongeren tegen grenzen aan als deze gemeenschappen te zeer van elkaar afwijken en verschillende eisen stellen. Dit vraagt om flexibiliteit, maar ook het nemen van de verantwoordelijkheid om op een kritische manier te kijken naar deze verschillende gemeenschappen en het eigen gedrag.
Een leerling zal dan ook een balans moeten vinden tussen enerzijds zelfrealisatie en het leven
volgens eigen waarden en normen, en anderzijds de grenzen en beïnvloeding van de omgeving. Dit brengt onzekerheid met zich mee over de eigen opvattingen en gemaakte keuzes. Net als voor participatie geldt voor identiteit dat jongeren moeten leren om te gaan met deze onzekerheden door flexibel en kritisch te zijn en te leren om terug te vallen op een eigen morele basis en gevoel van eigenwaarde.
Bron: http://jongeburger.slo.nl
Rapport Onderwijsraad Verder met burgerschap in het onderwijs, aug. 2012
Scholen verdienen meer ondersteuning bij het werken aan burgerschapsonderwijs. De wettelijke eisen die nu gesteld worden aan burgerschapsonderwijs geven onvoldoende houvast. Een belemmering voor goed burgerschapsonderwijs is ook het ontbreken van kennis over welke aanpak geschikt is voor welke leerlingen. De ontwikkeling van burgerschapsonderwijs stagneert daardoor. Dat stelt deOnderwijsraad in het advies Verder met burgerschap in het onderwijs dat in augustus 2012 is verschenen.
Klik hier voor meer informatie.
Klik hier voor meer informatie.